Home Algemeen Toppers zonder wereldtitel deel 8: Reg Armstrong

Toppers zonder wereldtitel deel 8: Reg Armstrong

0

Als coureur kwam Reg Armstrong gedurende zijn carrière voor een behoorlijk aantal verschillende renstallen uit, waarbij hij met name actief was in de zwaardere klassen. Maar liefst vijf keer werd de Ier vice-wereldkampioen, maar tot het binnenhalen van de titel zou het voor hem nooit komen.

Reeds in het eerste jaar van het bestaan van het wereldkampioenschap wegrace, 1949, vinden we Reg Armstrong terug in de eindstanden. Aan boord van een AJS wordt hij dat jaar direct al tweede in de eindstand bij de 350cc’s; een klasse die op dat moment nog een volledig Britse aangelegenheid is met inbreng van de renstallen van Velocette, AJS en Norton. Gedurende het seizoen staat er duidelijk geen maat op Velocette-rijder Freddie Frith, want de Brit wint dat jaar alle vijf de GP’s die meetellen voor het kampioenschap. Armstrong zelf begint het seizoen met een vijfde plek tijdens de TT op het eiland Man en hij pakt ook punten in Zwitserland en gedurende de Ulster GP met respectievelijk een vierde en een derde plaats. Deze drie klasseringen tezamen leveren hem aan het eind van het seizoen dus een tweede plek in de eindrangschikking op, zij het op ruime afstand van wereldkampioen Frith. Hij is daarbij echter wel de fabrieksmachines van AJS, bereden in deze categorie door Leslie Graham (7e) en Bill Doran (10e), vóórgebleven.
Naast zijn deelname in de 350cc klasse verschijnt Armstrong in datzelfde 1949 ook met een AJS aan het vertrek bij de halveliters. Daarbij lukt het hem dat jaar nog niet om zich in de punten te rijden, terwijl het de AJS-fabrieksrijder Graham is die er met de eerste 500cc-wereldtitel vandoor gaat.

Voor het seizoen 1950 maakt Armstrong de overstap naar de renstal van Velocette, waarbij hij zowel in de 350- als in de 500cc klasse de beschikking heeft over fabrieksmateriaal. Zijn stalgenoten voor dat jaar zijn Bob Foster en Bill Lomas. Bij de 350cc’s blijft de wereldtitel daarbij binnen de gelederen van Velocette, want het is Foster die in navolging van Frith het kampioenschap weet te winnen. Armstrong komt ditmaal niet verder dan een vijfde plek in de eindstand, met als beste resultaat een tweede plek tijdens de Ulster GP. Hij wordt daarmee de tweede Velocette-rijder, vóór Lomas op een zevende plek.
Bij de halveliters komt Armstrong in 1950 niet verder dan slechts één puntje door een zesde plek tijdens de TT op het eiland Man. Hij is daarmee tegelijk wel de enige geklasseerde Velocette-rijder in de 500cc-eindstand van dat jaar. 

In 1951 zien we Armstrong opnieuw terug in het zadel van een AJS, ditmaal, samen met Bill Doran en Mick Featherstone, als officieel fabriekscoureur. Zowel in de 350- als de 500cc klasse finisht Armstrong daarbij in de subtop, met respectievelijk een zevende en een zesde plaats als eindklassering. Zijn beste prestatie dat jaar is een tweede plek in de 500cc-race tijdens de GP van Zwitserland. Daarmee is hij dat jaar niet de beste AJS-rijder, want in beide categorieën eindigt Doran vóór hem (2e in de 350- en 4e in de 500cc klasse). Het is de Norton-rijder Geoff Duke die in datzelfde 1951 met de wereldtitel aan de haal gaat in de twee zwaarste klassen van dat moment.

Voor het seizoen 1952 komt Armstrong de gelederen van Norton versterken, waar hij onder andere komt te rijden naast de dubbel-wereldkampioen van het jaar daarvóór, Duke. In de 350cc klasse zijn de Nortons dat seizoen een klasse apart, want ze winnen alle GP’s. Het is Duke die zijn titel weet te prolongeren door de eerste vier races van het seizoen te winnen, terwijl Armstrong zeer knap vice-wereldkampioen wordt achter zijn stalgenoot, mede dankzij een zege tijdens de GP van West-Duitsland.
Ook bij de halveliters strijdt Armstrong dat jaar mee in het voorste gelid. Hij schrijft daarbij de GP’s van Groot Brittannië (zijn eerste GP-zege) en West-Duitsland (waar hij zijn eerste en tevens enige dubbeloverwinning pakt) op zijn naam en tot op twee races vóór het einde van het seizoen heeft hij zelfs de koppositie in de tussenstand voor het kampioenschap. Tijdens deze laatste GP’s in Italië en Spanje komt Armstrong echter niet verder dan respectievelijk een zesde en een vijfde plek. Graham (MV Agusta) wint deze twee races, terwijl Umberto Masetti (Gilera) beide malen als tweede finisht. Dankzij deze goede prestaties gaat dit duo nog aan Armstrong voorbij, waarmee Masetti uiteindelijk wereldkampioen bij de halveliters wordt in 1952, vóór Graham en Armstrong.

Met ingang van het seizoen 1953 maakt Duke de overstap van het Britse Norton naar de Italiaanse renstal van Gilera. Armstrong maakt dat jaar dezelfde switch en samen met Duke, Giuseppe Colnago, Dickie Dale en Alfredo Milani vormt de Ier dat jaar het fabrieksteam voor Gilera bij de halveliters. Daarbij finisht Armstrong regelmatig op het podium, maar een overwinning in deze categorie zit er dat jaar niet voor hem in. Duke daarentegen wint in zijn eerste seizoen voor de Gilera-renstal wel meteen vier races, waarmee hij tegelijk zijn 500cc-wereldtitel van twee seizoenen eerder herovert. Armstrong eindigt andermaal op een tweede plek in de eindrangschikking en Milani maakt het feest voor de Gilera-renstal compleet door ten slotte de derde plek in de eindstand te bezetten.
Naast zijn optreden bij de halveliters vinden we Armstrong vanaf de Dutch TT in 1953 ook terug bij de kwartliters. Hij komt daarbij te rijden voor de renstal van NSU als vervanger van Bill Lomas die zich tijdens de TT op het eiland Man heeft geblesseerd en die gedurende de rest van het seizoen niet meer beschikbaar is. Met de NSU lukt het Armstrong dat jaar de Ulster GP en de GP van Zwitserland te winnen en hij eindigt uiteindelijk ook in deze klasse op een tweede plaats in de eindstand, achter zijn stalgenoot Werner Haas, maar vóór een heel leger aan Moto Guzzi-rijders.
Ook vinden we Armstrong in 1953 nog terug in de eindstand bij de 125cc’s en wel op een negende plaats. Tijdens de Ulster GP heeft hij ook in deze categorie de beschikking over een NSU, waarmee hij op een derde plek finisht.

In 1954 komt Armstrong, samen met nog een aantal rijders, andermaal uit voor de renstal van Gilera in de 500cc klasse. Er staat dat jaar geen maat op Duke die zijn titel in deze klasse op een overtuigende manier weet te prolongeren. Stalgenoot Armstrong kunnen we aan het eind van datzelfde seizoen op een vijfde plek terugvinden in de eindstand als de tweede Gilera-rijder. De beste prestatie voor de Ier is daarbij een tweetal derde plaatsen geweest tijdens de GP’s van West-Duitsland en Zwitserland.
Ook vinden we Armstrong in 1954 weer terug in de eindrangschikking bij de kwartliters. Met een NSU verschijnt hij dat jaar aan de start tijdens de TT op het eiland Man, waar hij als derde weet te finishen en wat hem een negende plek als eindklassering oplevert.

Vanaf het seizoen 1955 zien we Armstrong alleen nog maar terug bij de halveliters. Duke en Armstrong zijn dat jaar met hun Gilera’s duidelijk een maatje te groot voor de concurrentie. Duke wint vier races en pakt zijn derde titel op rij in de Koningsklasse. Armstrong daarentegen schrijft de openingsrace in Spanje op zijn naam en daarop volgen onder andere nog een aantal tweede plaatsen in Groot Brittannië, Nederland en Italië. Aan het eind van het seizoen neemt hij deze positie ook in in de eindrangschikking, waarmee de Ier voor de vijfde keer in zijn carrière vice-wereldkampioen wordt.

In 1956 verschijnt de renstal van Gilera opnieuw met een sterke ploeg aan het vertrek in de 500cc klasse met als fabrieksrijders Armstrong, Colnago, Duke, Libero Liberati en Pierre Monneret. Onder andere Armstrong en Duke zijn er tijdens de eerste twee GP’s in Groot Brittannië en Nederland echter niet bij vanwege een schorsing.
Tijdens de Dutch TT van 1955 zijn het een aantal privé-rijders in de 350cc klasse geweest die na één ronde hun race gestaakt hebben. De reden hiervoor was het feit dat zij hogere startgelden eisten, maar dat de organisatie van de TT hier geen gehoor aan wilde geven. Daarbij werden zij gesteund door een aantal fabrieksrijders, waaronder Armstrong en Duke. Na afloop van het seizoen wordt in november 1955 tijdens een vergadering van de F.I.M. in Londen vervolgens besloten de stakers plus hun sympa
thisanten een schorsing van een half jaar op te leggen die ingaat op 1 januari 1956. Daardoor moeten de desbetreffende rijders, waaronder Armstrong, in datzelfde 1956 noodgedwongen de TT op het eiland Man en de Dutch TT aan zich voorbij laten gaan die beide in juni van dat jaar worden verreden.
Vanaf de GP van België is Armstrong vervolgens weer van de partij. Hij wint later dat jaar nog de race in West-Duitsland en samen met een vierde plek in Italië eindigt hij uiteindelijk nog op een vijfde plek in de eindrangschikking. De renstal van Gilera heeft daarbij tegelijk een zeer gevoelige nederlaag geleden, want de titel gaat in 1956 naar MV Agusta-rijder John Surtees.

Na afloop van het seizoen 1956 is het vervolgens Armstrong die zijn afscheid uit de GP’s aankondigt. Daarmee komt er een einde aan de behoorlijk succesvolle racecarrière van deze Ier die hem in totaal vijf vice-wereldkampioenschappen zou doen opleveren. Ondanks het feit dat hij voor een divers aantal renstallen uitkwam als fabrieksrijder, zij het vaak niet als de officiële kopman, zou een wereldtitel voor hem er echter helaas niet in zitten. 

Erelijst van Reg Armstrong:

7 overwinningen
0 wereldtitels

1949:
350cc: geen overwinningen, 2e in de eindstand
500cc: geen overwinningen, geen klassering in de eindstand

1950:
350cc: geen overwinningen, 5e in de eindstand
500cc: geen overwinningen, 16e in de eindstand

1951:
350cc: geen overwinningen, 7e in de eindstand
500cc: geen overwinningen, 6e in de eindstand

1952:
350cc: één overwinning, 2e in de eindstand
500cc: twee overwinningen, 3e in de eindstand

1953:
125cc: geen overwinningen, 9e in de eindstand
250cc: twee overwinningen, 2e in de eindstand
500cc: geen overwinningen, 2e in de eindstand

1954:
250cc: geen overwinningen, 9e in de eindstand
500cc: geen overwinningen, 5e in de eindstand

1955:
500cc: één overwinning, 2e in de eindstand

1956:
500cc: één overwinning, 5e in de eindstand

Bron foto: http://www.bbhmg.com/