Home Algemeen Toppers zonder wereldtitel deel 5: John Hartle

Toppers zonder wereldtitel deel 5: John Hartle

0

Gedurende zijn carrière reed John Hartle onder andere voor de renstallen van Norton en MV Agusta en nam hij het op tegen grootheden en meervoudig-wereldkampioenen als John Surtees, Bill Lomas, Jim Redman, Mike Hailwood en Giacomo Agostini. Zoals de titel van dit verhaal echter al zegt, zat een wereldtitel voor Hartle zelf er helaas nooit in.  

Vanaf 1955 zien we John Hartle terug in het wereldkampioenschap wegrace, waarbij hij gedurende de eerste twee seizoenen van zijn carrière rijdt voor de renstal van Norton, waarvoor hij uitkomt in zowel de 350- als de 500cc klasse. In die jaren komt hij vooral in actie tijdens de TT op het eiland Man en de Ulster GP op het circuit van Dundrod (Noord-Ierland). Daar sleept de Brit meteen al een heel aantal podiumplaatsen in de wacht. Een echte rol van betekenis in de strijd om het kampioenschap weet Hartle daarmee echter nog niet te spelen, alhoewel hij met een tweede plaats tijdens de Britse TT en een overwinning tijdens de Ulster GP (Hartle’s eerste zege) toch op een nette derde plek weet te eindigen in de eindstand bij de halveliters in 1956. Tevens is hij daarbij een aantal keren de best-geklasseerde Norton-rijder. Norton moet het in die periode echter voornamelijk afleggen tegen de Italiaanse renstallen van Moto Guzzi, Gilera en MV Agusta.   

Met ingang van het seizoen 1957 trekt de renstal van Norton zich officieel terug uit het wereldkampioenschap wegrace. Het merendeel van de oude fabriekscoureurs verschijnt dat jaar echter met hun oude machines uit 1956 aan het vertrek, waaronder ook Hartle.
In de 500cc klasse weet hij daarmee dat seizoen geen punten te pakken, maar bij de 350cc’s scoort hij wel een aantal keren. Zo pakt hij onder andere een tweede plaats tijdens de GP van West-Duitsland op de Hockenheimring; de eerste keer dat Hartle punten pakt buiten de landsgrenzen van Groot Brittannië. Hij eindigt uiteindelijk op een vijfde plaats in de eindstand.
Op diezelfde vijfde plek kunnen we Hartle aan het eind van het seizoen ook terugvinden in de eindrangschikking bij de kwartliters. Hij rijdt dat jaar tijdens de GP van België voor de renstal van MV Agusta als vervanger van Carlo Ubbiali (vaste rijder voor MV). Het is de stalgenoot van Ubbiali, Roberto Colombo, die gedurende de trainingen op het circuit van Spa Francorchamps dodelijk verongelukt, waarop de renstal van MV besluit al haar Italiaanse rijders niet te laten rijden. Hartle komt vervolgens dus in het zadel van de MV te zitten en daarmee weet hij direct de 250cc-race in de Ardennen te winnen.

Voor het seizoen 1958 wordt Hartle als vaste rijder ingelijfd binnen de renstal van MV Agusta, waar hij andermaal gaat rijden in de 350- en de 500cc klasse. Zijn stalgenoot zal daarbij John Surtees zijn die reeds in 1956 de titel bij de halveliters heeft weten te winnen.
Bij de 350cc’s staat dat jaar geen maat op Surtees die op één na alle races weet te winnen (in Zweden zijn de MV’s er in de zwaardere klassen niet bij). Hartle zelf finisht maar liefst vijf keer als tweede achter zijn stalgenoot en deze plaats neemt de Brit aan het eind van de rit tevens in de eindstand in.
Voor de 500cc klasse geldt dat jaar ongeveer hetzelfde verhaal, want ook in deze categorie weet Surtees op de GP van Zweden na alle races te winnen. Hartle finisht andermaal een aantal keren als tweede, en ook als derde, wat hem uiteindelijk ook bij de halveliters het vice-wereldkampioenschap oplevert. 

In 1959 is Hartle opnieuw de teamgenoot van Surtees binnen het team van MV Agusta, zij het alleen in de 350cc klasse. Hartle’s plaats bij de halveliters wordt vanaf dat moment namelijk ingenomen door Remo Venturi. Desondanks staat Hartle dat jaar wel bij de 500cc’s aan het vertrek met een MV tijdens de Britse TT.
1959 wordt een vrij pechvol jaar voor Hartle. Hij begint het seizoen nog met een derde plek tijdens de 350cc-race in Frankrijk, maar tijdens de TT op het eiland Man komt hij ten val in de 500cc-race, na bij de 350cc’s al als tweede te zijn gefinisht, waarbij hij zijn pols breekt. Hartle mist daardoor vervolgens de GP van West-Duitsland en hij heeft gelukt dat de 350cc-races tijdens de twee daaropvolgende GP’s in Nederland en België worden verreden onder de naam ‘Formule 1′ en daarmee niet meetellen voor de strijd om het kampioenschap. In Zweden is Hartle weer van de partij en daar finisht hij als tweede. Tijdens de daaropvolgende Ulster GP crasht Hartle opnieuw, waarbij hij zich andermaal blesseert. Desondanks wordt de Brit ook dat jaar weer vice-wereldkampioen in de 350cc klasse, zij het met een ruime achterstand op zijn stalgenoot en titelwinnaar Surtees die dat jaar maar liefst alle 350cc-races op zijn naam heeft weten te schrijven.

Aan het begin van het seizoen 1960 is het Hartle die zijn contract met de renstal van MV verbreekt, na van graaf Agusta te horen te hebben gekregen dat hij (en Surtees) niet mogen rijden tijdens de Hutchinson 100; een belangrijke Engelse race. Desondanks verschijnt Hartle een poosje later toch nog eenmalig met een MV aan het vertrek tijdens de Britse TT bij de 350cc’s. Met de MV slaagt hij er in op het eiland Man te winnen. Daarna zien we hem echter in diezelfde klasse terug in het zadel van een Norton, waarmee hij tweede weet te worden tijdens de Ulster GP en derde in Italië. Hij eindigt dat jaar ook op een derde plek in de eindrangschikking, achter de MV’s van Surtees en Gary Hocking die vanaf het begin van het seizoen de rol van vaste teamgenoot van Surtees van Hartle heeft overgenomen.
Ook bij de halveliters staat Hartle in 1960 eenmalig aan het vertrek met een MV tijdens de TT op het eiland Man, waar hij tweede weet te worden achter Surtees, om vervolgens tevens in deze klasse verder te gaan aan boord van een Norton. Met deze privé-machine is hij uiterst succesvol tijdens de Ulster GP op het circuit van Dundrod door aldaar de 500cc-race op zijn naam te schrijven. Hartle sluit zijn seizoen in deze klasse af met een vijfde plek in Italië. Deze drie klasseringen tezamen doen hem uiteindelijk ook bij de halveliters belanden op een derde plek in de eindrangschikking, andermaal achter twee MV-rijders; wereldkampioen Surtees en tweede man Venturi.

Voor het seizoen 1961 wordt Hartle opgenomen binnen het Britse Honda-team (gebruikmakend van Honda’s uit 1960 en het opnemend tegen onder andere het Japanse Honda-fabrieksteam) om deel te nemen aan de 250cc klasse, waar hij samen komt te rijden met Mike Hailwood. Hartle raakt echter al vroeg in het seizoen geblesseerd. Hij wordt vervolgens vervangen door Bob McIntyre en Hartle weet dat jaar uiteindelijk ook geen punten voor het wereldkampioenschap meer te scoren.

Hartle doet vervolgens pas weer van zich spreken in het wereldkampioenschap wegrace in 1963. Hij rijdt dat jaar in de 350- en de 500cc klasse voor de renstal van oud-wereldkampioen Geoff Duke die de beschikking heeft gekregen over de oude-fabrieksracers van Gilera uit 1957. Zijn teamgenoot voor dat seizoen is Derek Minter die echter ook enige tijd vervangen wordt door Phil Read, na zwaar geblesseerd te zijn geraakt door een crash tijdens een race op Brands Hatch vroeg in het seizoen.
In de 350cc klasse komt Hartle dat jaar niet verder dan enkel en alleen een tweede plaats tijdens de TT op het eiland Man, achter de Honda van Jim Redman die dat seizoen met overmacht de titel grijpt.
Bij de halveliters is Hartle dat jaar wat succesvoller. Allereerst finisht hij als tweede achter de MV van Hailwood op het eiland Man. Vervolgens is het Hartle die de Dutch TT in Assen op zijn naam weet te schrijven, vóór zijn teamgenoot Read, terwijl Hailwood uitvalt op de Drentse heide door technische problemen. Iets later wordt Hartle andermaal tweede tijdens de Ulster GP. Deze drie resultaten doen hem uiteindelijk belanden op een derde plek in de eindrangschikking, slechts één puntje achter de Matchless van Alan Shepherd, maar ruim achter de MV van Hailwood die dat jaar op de Dutch TT na alle 500cc-races heeft weten te winnen.

In 1964 zetten Duke en Gilera hun samenwerking niet voort en is het Hartle die met een Norton een derde plek weet te pakken in de 500cc klasse tijdens de eerste race van het seizoen op het circuit van Daytona in de Verenigde Staten. Voor de Britse TT van dat jaar probeert men de Gilera-renstal van Duke toch weer nieuw leven in te blazen, waarbij Hartle opnieuw voor dit team uit
zal moeten gaan komen. Deze heroprichting van de Duke-renstal mislukt echter, waarop Hartle besluit zijn vertrek uit de mondiale wegracerij aan te kondigen.

Desondanks zien we Hartle in 1967 weer terug aan het vertrek in de 500cc klasse. Hij heeft dat seizoen de beschikking over een Matchless, waarmee hij een aantal nette resultaten weet te boeken. Zo pakt hij onder andere drie tweede plaatsen tijdens de GP van Oost-Duitsland, de GP van Finland en de Ulster GP. Hartle wordt dat seizoen dan ook netjes derde in de eindstand als beste privé-rijder, zij het op ruime afstand van Giacomo Agostini en Hailwood die dat seizoen respectievelijk met hun fabrieks-MV en fabrieks-Honda gedomineerd hebben bij de halveliters.

In 1968 zien we Hartle andermaal terug bij de 500cc’s aan boord van een Matchless. Daarmee weet hij dat jaar nog één keer punten te scoren door een derde plek te pakken tijdens de Ulster GP. Kort daarna gaat het echter helaas mis voor Hartle als hij omkomt bij een race op het circuit Oliver’s Mount in Scarborough in Schotland. Het betekent het abrupte einde van de carrière van de man die in maar liefst drie verschillende klassen GP’s wist te winnen en die uiteindelijk zou grossieren in tweede en derde plaatsen in de eindstand voor het wereldkampioenschap. Een wereldtitel zou er voor Hartle echter nooit in zitten.


Erelijst van John Hartle:

5 overwinningen
0 wereldtitels

1955:
350cc: geen overwinningen, 9e in de eindstand
500cc: geen overwinningen, 7e in de eindstand

1956:
350cc: geen overwinningen, 8e in de eindstand
500cc: één overwinning, 3e in de eindstand

1957:
250cc: één overwinning, 5e in de eindstand
350cc: geen overwinningen, 5e in de eindstand
500cc: geen overwinningen, geen klassering in de eindstand

1958:
350cc: geen overwinningen, 2e in de eindstand
500cc: geen overwinningen, 2e in de eindstand

1959:
350cc: geen overwinningen, 2e in de eindstand
500cc: geen overwinningen, geen klassering in de eindstand

1960:
350cc: één overwinning, 3e in de eindstand
500cc: één overwinning, 3e in de eindstand

1963:
350cc: geen overwinningen, 6e in de eindstand
500cc: één overwinning, 3e in de eindstand

1964:
500cc: geen overwinningen, 14e in de eindstand

1967:
500cc: geen overwinningen, 3e in de eindstand

1968:
500cc: geen overwinningen, 16e in de eindstand

Bron foto: http://www.topfoto.co.uk/